Brand op werkboot veroorzaakt door niet-geïsoleerde uitlaatpijp

Een catamaran van 14 meter/46 voet ter ondersteuning van windmolenparken vloog in brand op 11 mijl van land.

De drie bemanningsleden op het schip konden het vuur, dat zich snel verspreidde door de met glasvezel versterkte kunststof constructie, niet blussen. De bemanningsleden zagen zich daardoor genoodzaakt op een reddingsvlot te stappen. Er waren geen passagiers aan boord.

Eenmaal in het reddingsvlot zond de schipper een noodoproep uit met een draagbare radio en activeerde vervolgens een opsporings- en reddingstransponder (SART).

De bemanning werd per helikopter van het reddingsvlot gehaald en voor behandeling naar een nabijgelegen ziekenhuis gebracht.

De brand woedde onverminderd door totdat het verbrande schip uiteindelijk in 33 m/108 voet diep water zonk.

De meest waarschijnlijke oorzaak van de brand was een niet-geïsoleerd deel van de uitlaatpijp van een dieselgestookte luchtverwarmer. Deze bevond zich in een compartiment in de stuurboordromp, direct onder het stuurhuis, en deed de multiplexconstructie van het schip ontbranden.

In de oorspronkelijke constructie werd de uitlaatpijp geïsoleerd door een glasvezelbekleding met een aluminium omhulsel om te voorkomen dat de hete uitlaatgassen (≂450ºC) de omgeving zouden verhitten. De uitlaat van de verwarming was echter gewijzigd en liep nu door een enkelwandige, omgekeerde U-pijp op het hoofddek. Dit om te voorkomen dat zeewater zou binnendringen in de uitlaatpijp, die aan de romp van het schip was geïnstalleerd. Waar de uitlaatpijp door het hoofddek was omgelegd, was de verbinding tussen de uitlaatpijp van de verwarming en de omgekeerde U-pijp geïsoleerd. Het niet-geïsoleerde deel van de hete uitlaatpijp lag in de buurt van multiplex aan de onderkant van het dek, waardoor verkoling ontstond.

De bemanning van soortgelijke werkboten had verkoling aan de onderkant van de hoofddekken waargenomen op punten waar uitlaatpijpen van luchtverwarmers door het dek liepen.

De ruimte met de verwarming was niet voorzien van branddetectie- of brandblussystemen en bevatte verschillende brandbare voorwerpen.

Ongeïsoleerde uitlaatpijpen zullen snel de temperatuur van de uitlaatgassen bereiken en wanneer zij zich in de nabijheid van hout of ander brandbaar materiaal bevinden, is de kans op brand zeer groot.

Eigenaars en exploitanten van schepen wordt dringend het volgende aanbevolen:

• Controleer of alle uitlaatpijpen op hun schepen volledig geïsoleerd zijn en niet in de buurt van brandbaar materiaal komen.
• Plaats brand-/rookmelders in gesloten ruimten waar dieselgestookte luchtverwarmers zijn geïnstalleerd.
• Plaats geen brandbaar materiaal in compartimenten met potentiële warmtebronnen.

Zijn onze uitlaatpijpen volledig geïsoleerd? Hoe weten we dat?

Waarom denkt u dat de pijp was aangepast en niet correct geïsoleerd?

Hoe weten we zeker dat wijzigingen veilig zijn?

Welke veiligheidsmaatregelen hebben wij genomen om de veiligheid van onze bemanning bij brand te garanderen?